Historisch
Het Kasteel van Moerkerke heeft een indrukwekkende geschiedenis. Oorspronkelijk gebouwd als versterking op een verhoogde “motte” in het via eb en vloed dagelijks overspoelde Zwin-meandergebied, bood het versterking tegen invallen van vijanden. Niet in het minst vanuit het Noorden tijdens de Vikingtijd op het einde van het eerste millennium. Het dorp Moerkerke (‘kerk in moerassige streek’) en de nabije omgeving werden in leen gehouden door de Graaf van Vlaanderen. De door hem aangestelde leenmannen hadden recht op jacht en visvangst, controleerden de kerkrekeningen en waren verantwoordelijk voor het beheer van de waterlopen in de polder.
De zwaar versterkte donjon, vooruitstekend en centraal in het gebouw, is een levendige herinnering aan deze periode (late middeleeuwen). Op de onderste verdieping was hierin het wachtlokaal gevestigd om de leenman te raadplegen. Het gelijkvloers kende een grote toegangspoort die naar het opperhof leidde, waar de hele goegemeente beschutting kon vinden in tijden van nood. De vertrekken van de heer van Moerkerke bevonden zich op de eerste verdieping, op de tweede verdieping werd er raad en recht gesproken.
In de loop der eeuwen kwam het kasteel en de bijhorende Heerlijkheid van Moerkerke in handen van verschillende families, elk met hun eigen vrienden en vijanden. Zo werd rond 1302 (het jaar van de Guldensporenslag) het kasteel aangevallen vanwege de Fransgezinde bewoner (Boudewijn IV) die een pensioen aanvaardde van de toenmalige Franse koning Filips IV de Schone. In de 14e eeuw werd het geplunderd door Gentse troepen.
De Bourgondische periode was een indrukwekkende tijd toen Lodewijk Van Praet van Moerkerke als kamerheer van de Hertog van Bourgondië naar “verluidt” (en dus nog historisch te verifiëren) een voorname rol speelde in het koppelen van Filips de Stoute aan Margaretha van Male, toenmalig erfdochter van Vlaanderen. Dit huwelijk zorgde ervoor dat Vlaanderen en Bourgondië in één rijk terecht kwamen1.
Ook de 16de eeuw was letterlijk een bloeiende tijd voor het kasteel waarin Karel van Sint Omaars er een botanische tuin installeerde met bloemen en planten die vanuit de hele wereld aangebracht, gekweekt en bestudeerd werden2.
Bij het begin van de 17e eeuw verloor het kasteel zijn echte verdedigings- en officiële functie. Het werd verder uitgebouwd tot een “chateau de plaisance” waarbij adellijke families hun buitengoed gebruikten als zomers groen alternatief voor hun winters stedelijk verblijf. Dat bleef vele jaren zo tot ook dat weer niet meer functioneel genoeg bleek.
In 1908 gaf een volledige verbouwing het historisch kasteel grotendeels zijn huidig uitzicht. Kort daarop echter eindigde de bewoning door adellijke families. Het kasteel werd nadien betrokken door de congregatie van de Broeders Xaverianen (van Brugge) die er hun juvenaat (internaat als eerste fase in de opleiding tot kloosterling) inrichtten tot 1939, aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog.
Vanaf dan stond het kasteel leeg en viel het ten prooi aan diefstal, vandalisme en de Moerkerkse Vlaamse kermissen. Hierdoor raakte het gebouw in sterk verval. Vanaf de jaren ’60 zocht men een sloper die de hele site zou afbreken en klaarmaken om te verkavelen. Uitgerekend toen kwamen Hubert Van den Broeck en Magdalena Weyn, stamvader en –moeder van de eerste generatie huidige eigenaarsfamilie, op de proppen. Zo startte ons verhaal.https://www.heerlijkheidvanmoerkerke.eu/home/humaan/
1Het leven van Margaretha van Male wordt door Jean-Claude van Rijckeghem en Pat van Beirs uitgebreid beschreven in de roman ‘Jonkvrouw’, waar ook de heerlijkheid van Moerkerke in voorkomt.
2 Toonaangevend boek over plantkunde van Karel van Sint Omaars: Libri picturati A16-30(31) in de Jagiellonskabibliotheek te Krakau)
Enkele voorbeelden van aquarellen uit de collectie te Krakau.